Havezate Oldengaerde krijgt bijzonder geschenk: schilderij uit 1897 in ereplaats
Bram van Kooten 11 sep 0

Een heidelandschap dat thuiskomt

Een schilderij uit 1897 heeft een opvallende plek gekregen in Havezate Oldengaerde, net buiten Dwingeloo. Het doek toont een Drents heidelandschap zoals je het kent uit oude ansichten: wijds, sober, en met die stille spanning die je alleen op de heide voelt. Het werk vat drie kenmerkende elementen van het Drentse landschap samen en past daardoor naadloos in het verhaal van het huis en zijn omgeving.

Oldengaerde is geen gewone buitenplaats. Het is een van de zes overgebleven havezates in Drenthe, ooit achttien in totaal, officieel erkend in 1646. Zo’n havezate was meer dan een mooi huis. Het gaf status, politieke invloed en toegang tot het bestuur via de ridderschap. Wie hier woonde, speelde mee in de voorhoede van de provincie.

De ligging is bewust gekozen: verscholen in het groen aan de rand van Dwingeloo, in de gemeente Westerveld. Je ziet een statige gevel met het jaartal 1717 in steen, een brede gracht eromheen, en een erf dat nog altijd de schaal van een eeuwenoud landgoed uitademt. Het nieuwe schilderij hangt daar niet toevallig. Het voegt een laag toe aan het verhaal dat Oldengaerde al vertelt: dat van het Drentse landschap en de mensen die het vormgaven.

Dat het doek is aangeboden als bijzonder geschenk, voelt logisch. Huizen als Oldengaerde zijn levende archieven. Elk object dat binnenkomt – een kaart, een stoel, een schilderij – verbindt bewoners en bezoekers met een concrete tijd en plek. Een doek uit 1897 brengt je precies aan het einde van de negentiende eeuw, toen de heide nog uitgestrekt lag en grootschalige ontginningen en bebossingen pas net op gang kwamen.

De Drentse heide is iconisch, maar ze is ook kwetsbaar. In de loop van de twintigste eeuw is veel heide verdwenen door landbouw, bebossing en verstedelijking. Een schilderij als dit doet twee dingen tegelijk: het is een esthetisch object en een bron. Het laat zien hoe men het landschap toen zag – niet alleen als economische ruimte, maar ook als onderwerp van trots en poëzie. In een huis dat het verhaal van Drenthe wil blijven vertellen, is dat goud waard.

Van middeleeuwse zetel tot 18e-eeuwse make-over

De geschiedenis van Oldengaerde begint rond 1430, wanneer een telg uit het geslacht Van Echten zich op familiegrond bij Dwingeloo vestigt. Die familie hield het ruim 240 jaar vol. In 1660 kwam het huis via een huwelijk in handen van Cornelis van Dongen, uit een vermogende familie die in Drenthe bestuurlijke functies vervulde. Zo verplaatsen macht en middelen zich in die tijd: via land, huwelijken en netwerken.

De grote metamorfose kwam in 1717 onder Cornelis van Dongen jr. Hij liet het landhuis verbouwen in wat toen modern oogde: de Vingboons-stijl, genoemd naar de Amsterdamse architect Philips Vingboons. Denk aan streng-symmetrische gevels, klassieke verhoudingen, en een zekere stadsallure die je ook kent van de koopmanshuizen langs de Amsterdamse grachten. Het jaartal staat nog altijd trots op de gevel.

Die modernisering stopte niet bij het metselwerk. De tuin werd formeel aangelegd, met zichtlijnen en een ‘Grand Canal’ in miniatuur, zoals aan het Franse hof van Lodewijk XIV. Dat klinkt uitbundig, en dat was het ook. Maar het paste bij de tijdgeest: orde, maat en symmetrie moesten de natuur dienstbaar maken aan schoonheid én status. Zo kreeg Oldengaerde die dubbele identiteit die je op veel Nederlandse buitenplaatsen ziet: een plek om te imponeren, en tegelijk een werkend landgoed.

Want de pacht en de opbrengst telden net zo goed. Naast het huis stond een grote boerderij. Van hieruit werd het land beheerd, met landbouw en later ook bosbouw als serieuze pijlers. Dat landbouwhart klopt in Drenthe al eeuwen. De havezate was geen losstaand kasteel, maar onderdeel van een economisch systeem waarin grond, arbeid en bestuur in elkaar grepen.

Wie vandaag langs de gracht en de gevel loopt, ziet nog die gelaagdheid. Middeleeuwse wortels, een achttiende-eeuwse jas, en een landschap dat in de negentiende eeuw werd verbeeld door schilders die de heide tot hoofdpersoon maakten. Precies dat maakt de nieuwe aanwinst relevant. Het schilderij is geen losse illustratie, maar een sleutel die verschillende tijdlagen in het huis verbindt.

De regio rond Dwingeloo helpt daarbij. Het dorp is een klassiek brinkdorp, met de heidevelden van het Dwingelderveld en de bossen van het Drents-Friese Wold op fietsafstand. Die context voel je in Oldengaerde. De gracht spiegelt de wolken, de lanen trekken strakke lijnen door het groen, en in de verte begint het open land. Een doek dat dat landschap samenvat, hoort hier bijna vanzelf aan de muur.

Architectonisch leert Oldengaerde je nog iets anders: hoe stijlen reizen. De Vingboons-stijl, in de kern Amsterdams classicisme, werd via welgestelde opdrachtgevers over het land uitgerold. Elementen als pilasters, cordonlijsten en strakke daklijntjes zijn geen toevalligheden, maar gecodeerd prestige. In Drenthe, ver van de grachtengordel, werd die code creatief vertaald naar een landhuis met allure en een tuin met hofambitie.

Erfgoedzorg draait dan ook om samenhang. Een schilderij komt pas tot zijn recht als publiek snapt waar het thuishoort. Daarom zoeken huizen als Oldengaerde vaak naar objecten die meer doen dan de muur vullen. Ze moeten context geven: hoe zag Drenthe eruit, wie woonde hier, wat dreef hen? In het beste geval krijg je geen losse feiten, maar één verhaal dat klopt van voorgevel tot achterwand.

Wat dit geschenk extra betekenis geeft, is dat het de aristocratische grandeur van het huis verbindt met het nuchtere land daarbuiten. De Van Dongens koesterden hun formele tuin met kanaal en zichtas, maar ze stonden met beide benen op het erf. De boerderij naast de havezate was geen decorstuk. Het was het kloppend hart van hun bedrijf, waar geld werd verdiend en bos werd beheerd. In dat licht is de heide op het doek niet alleen romantiek, maar ook realiteit.

Voor bezoekers werkt het simpel. Je kijkt naar het schilderij en herkent de weidsheid. Je stapt de tuin in en ziet dezelfde drang naar ordening die in 1717 het huis nieuw aanzien gaf. En je beseft: dit is geen losse verzameling mooie dingen. Dit is een plek waar drie eeuwen Drentse geschiedenis in elkaar grijpen—van riddermatige macht en barokke smaken tot het ruige landschap dat alles eromheen bepaalde.

Dat een zorgvuldig gekozen werk uit 1897 nu een ereplek heeft, is dus meer dan een cadeautje. Het is een zet in het langlopende spel om geschiedenis zichtbaar te houden. In een provincie waar heide, hout en historie zo dicht op elkaar liggen, kan één doek precies de brug slaan die je nodig hebt.